Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dat Gij mij rimpelachtig gemaakt hebt, [14]is tot een getuige; en mijn magerheid staat tegen mij op, [15]zij getuigt [16]in mijn aangezicht. 14. Te weten, van de grootheid mijner benauwdheid en smart, waardoor mijn geest zo ontsteld is dat mijn lichaam allengskens verdwijnt en uitdroogt. 15. Dat is, mijn gerimpeld, mager, dor en uitgeteerd lichaam spreekt tegen mij als een getuige, vallende op de zijde van mijn wederpartijders. Want deze oordelen van des mensen vroomheid of onvroomheid uit zijn tijdelijken en uiterlijken stand, welk gevoelen toegestaan zijnde, was zijn ellendig lichaam een genoegzaam getuige van Gods verbolgenheid tegen hem. 16. Dat is, openlijk tegen mij. Vergelijk boven, hfdst.1 vs.11.